Kruidengeneeskunde

zonnebloem illustratie

Sinds mensenheugenis worden geneeskrachtige kruiden overal ter wereld als volksgeneeskunst toegepast. In feite vormt het een basis voor zowel de reguliere als natuurgeneeskunde. In de moderne kruidengeneeskunde (=fytotherapie) is al jaren met wetenschappelijke methoden veel onderzoek verricht naar inhoudsstoffen, werkzame bestanddelen en effecten op dier en mens. Deze effecten kunnen zowel giftig (=toxisch) als heilzaam zijn.

In de reguliere geneeskunde was en is het gangbaar om de werkzame bestanddelen uit de plant te isoleren, synthetisch na te maken en gestandariseerd toe te dienen. In tegenstelling hiermee wordt in de fytotherapie de plant als geheel als uitgangspunt genomen. De afzonderlijke bestanddelen blijken elkaar namelijk aan te vullen. Buiten het gebruik van de gehele plant worden in veel gevallen ook alleen de wortel, bloem of bladeren gebruikt, omdat daar de geneeskracht dan het meest aanwezig is. Meest gebruikte vormen van geneeskruiden zijn theeën, drankjes (bv. elixers, siropen, tincturen) en tabletten of capsules van vermalen kruidenpoeder. In principe worden ze buiten de maaltijden om gebruikt.

In deze praktijk bestaat een voorkeur voor het gebruik van (ongezoete) kruidentheeën, omdat ze met name de lever en nieren in hun werking ondersteunen en tevens een goed alternatief voor het (schadelijke) gebruik van koffie en (zwarte) thee vormen. Per dag is een halve tot driekwart liter kruidenthee voldoende; tussen de maaltijden en - het meest praktisch - vanuit een thermoskan één maal daags 's ochtends gezet. Daarnaast worden ook geregeld kruidentabletten en capsules geadviseerd (bv. Sint Janskruid, Echinacea)